Op de vraag "wat
is het grootste risico van klimaatopwarming" luidt het antwoord veelal: de
zeespiegelstijging. Dat die stijgt, staat inderdaad buiten kijf: een kleine 20
cm stijging in de afgelopen eeuw. Echter, in sommige kringen en media wordt beweerd
dat er sprake is van een versnelling van
de stijging, dit als gevolg van de opwarming sinds medio vorige eeuw. Maar dat
is een ongefundeerde conclusie. Enkele feiten op een rij...
Fig 1: Grote regionale verschillen in snelheid van de zeespiegelstijging |
Dat - in een opwarmend klimaat - de zeespiegel stijgt,
komt door twee factoren: thermische uitzetting van de oceaan en het smelten van
gletsjers en ijskappen. Peilschalen geven aan dat - gedurende de 20e eeuw - de wereldwijde
zeespiegel met ongeveer 18 cm is gestegen. Dat komt overeen met 1,8 mm/jaar.
Sinds 1993 wordt er met satellieten gemeten. Die laten een aanzienlijk snellere
stijging zien: 3,4 mm/jaar. De conclusie is dan snel getrokken: 3,4 is méér dan
1,8 en dus is er sprake van een versnelling in de 20e eeuw. Maar dat is een
voorbarige conclusie.
Want klopt die 3,4 mm/jaar wel? In 2015 kwam een team
van deskundigen tot de conclusie dat de satellietregistratie een forse
correctie behoeft als gevolg van 'instrumentele drift'. Zij stellen dat de zeespiegelstijging sinds
1993 hooguit 2,6 tot 2,9 mm/jaar bedraagt. Deze conclusie is evenwel (nog) niet
doorgevoerd in de reguliere rapportage van de betrokken instanties.
Fig 2: Mondiale zeespiegel stijgt vanaf circa
1850 (einde Kleine IJstijd) zonder waarneembare versnelling |
Een ander punt is in hoeverre deze stijging gerelateerd is
aan de klimaatopwarming. In 2010 concludeerde een groep
onderzoekers dat - sinds de jaren '90 - een aanzienlijk deel (circa 0,8
mm/jr) van deze stijging veroorzaakt wordt door de uitputting van
grondwatervoorraden, o.a. ten behoeve van irrigatie.
Dat zou betekenen dat het klimaatgerelateerde deel van de stijging slechts 1,8 tot 2,1 mm/jaar bedraagt. En dat komt aardig overeen met die 1,8 mm/jaar van de peilschalen. Ergo: geen versnelling!
Dat zou betekenen dat het klimaatgerelateerde deel van de stijging slechts 1,8 tot 2,1 mm/jaar bedraagt. En dat komt aardig overeen met die 1,8 mm/jaar van de peilschalen. Ergo: geen versnelling!
Ook kunnen de metingen aan peilschalen niet zomaar
vergeleken worden met de satellietmetingen. Want peilschalen meten uitsluitend
langs de kust. Bovendien betreffen de
metingen over de eerste helft van de 20e eeuw vooral het noordelijk halfrond.
Satellieten daarentegen meten over de gehele oceaan (m.u.v. de Noordelijke
IJszee) en laten grote regionale verschillen zien. De relatief grootste
stijging (Fig 1: 'rood') vindt plaats midden op de oceaan, en valt derhalve
buiten het bereik van de peilschalen. Geografisch gezien hebben peilschalen en
satellieten dus een verschillende dekking en kunnen dus niet zonder meer worden
vergeleken. Appels en peren dus.
Fig 3: Gedurende 1920-1950 steeg de zeespiegel even snel als nu. |
Dan de peilschalen: laten die een versnelling zien
gedurende de 20e eeuw? Nee. Uit fig 2 (bron: PSMSL) blijkt dat de versnelling
veel eerder plaatsvond, omstreeks het jaar 1850, na afloop van de Kleine
IJstijd. Vanaf dat moment is er sprake
van een vrijwel lineaire stijging van gemiddeld 1,8 mm/jaar. Zie
ook hier. Deze stijgsnelheid was overigens niet altijd hetzelfde.
Opmerkelijk is ( Fig 3; bron: IPCC) dat tussen 1920 en 1950 - vóór de 'grote
opwarming' dus - het zeeniveau even snel steeg als nu. Ook de zeespiegel bij de
Nederlandse kust laat geen
versnelling zien: sinds 1890 stijgt die gestaag met
1,9 mm/jaar
Het ligt evenwel voor de hand dat - bij doorgaande
klimaatopwarming - er in de loop van deze eeuw wel een versnelling gaat optreden.
Maar tot nu is dat dus niet aan de orde. Komende decennia zal het overstromingsrisico
van veel 'coastal megacities' vooral bepaald worden door een factor die niks met
klimaatopwarming te maken heeft:
bodemdaling, die in kustgebieden vaak vele malen sneller verloopt dan de
stijging van de zeespiegel.